Vraag
(1 antwoord)
De wettelijke vakantiedagen hebben een vervaltermijn van zes maanden en moeten vóór 1 juli van het daaropvolgende jaar zijn opgenomen. Daarna vervallen deze dagen – tenzij de werknemer redelijkerwijs niet in staat was om ze op te nemen. In dat geval geldt de verjaringstermijn van vijf jaar.
Bovenwettelijke vakantiedagen hebben een verjaringstermijn van vijf jaar na het kalenderjaar waarin de bovenwettelijke vakantiedagen zijn opgebouwd.